De overlevingskans van neologismen
Straattaal is een manier van het tonen van je individu. Door het gebruik van woorden toont men het individu, maar als teveel mensen hetzelfde woord gebruiken, is het woord geen uiting meer van het eigen individu. Men zal nieuwe woorden bedenken of woorden vervormen om toch het eigen individu te tonen.
Neologismen in de straattaal kunnen op verschillende manieren ontstaan. De meest voorkomenden zijn de volgende vier:
1. Afleiding
2. Samenstelling
3. Nieuwvorming
4. Ontlening
Afleiding
Bij een afleiding worden worden woorden afgeleid van andere woorden. Aan het afgeleide woorden voegt men een voor- of achtervoegsel aan toe zoals: Wiien of verbronzen.
Samenstelling
Hierdoor ontstaan nieuwe woorden door twee woorden aan elkaar vast te plakken. Bijvoorbeeld: Kredietcrisis.
Nieuwvorming
Soms worden woorden helemaal nieuwe bedacht.
Ontlening
Door het in contact komen met andere volken en culturen neemt men worden vaak onvertaald over als er in het Nederlands nog geen woord voor is. Voorbeelden zijn: Boerka en faya. Soms worden woorden letterlijk vertaald uit een andere taal zoals de woorden steekwoord (Stichwort) en luidspreker (Loudspeaker).
De meest voorkomende vorming van een nieuw woord in de straattaal is de ontlening. Men komt in contact met andere volkeren en culturen zoals de Surinaamse, Turkse of Marrokaanse cultuur. Men gebruikt woorden uit deze culturen en talen om hun eigen woorden te vormen en hun eigen individu te laten zien.
De overlevingskans
Niet alle neologismen overleven. Hoe kunnen we toch voorspellen hoe groot de overlevingskans van een nieuw woord is? De Amerikaanse linguïst Allan Metcalf heeft daar in 2002 een test voor bedacht. De zogenaamde FUDGE-test. De test is gebaseerd op de APGAR-test. Een test die gebruikt wordt om de gezondheid van pasgeboren kinderen te testen. De test bestaat uit vijf elementen. Elke hoofdletter geeft een element aan. Dit zijn de vijf elementen en de vijf criteria voor een woord om te overleven in elke taal op de wereld dus ook de straattaal en andere groepstalen in Nederland:
1. De F staat voor frequency. Hoe vaak komt het woord voor? Een goede manier om dit op te zoeken is hoeveel hits het woord krijgt op google. Hoe vaker het woord voorkomt, hoe groter de kans is dat het woord overleeft.
2. De U staat voor unobtrusiveness. Het woord moet er ‘normaal’ uitzien. Het moet niet te veel opvallen tussen andere woorden uit de taal. Hoe meer het woord lijkt op andere woorden, hoe groter de kans op overleving.
3. De D staat voor diversity of users and situations. Wordt het woord gebruikt door verschillende groepen uit de samenleving en kan het in veel situaties gebruikt worden? Hoe meer groepen het spreken en in hoe meer situaties het woord gebruikt kan worden, hoe groter de kans dat het woord in het woordenboek komt.
4. De G staat voor generation of forms and meanings. Zijn er woorden die er veel op lijken of woorden die precies dezelfde betekenis hebben? Hoe meer woorden er zijn die erop lijken of dezelfde betekenis hebben, hoe groter de overlevingskans is voor het nieuw bedachte woord.
5. De E staat voor Endurance of the concept. Blijft het woord of concept van het woord actueel? Zo ja, hoe groter de kans is dat we dit woord later terugvinden in het woordenboek.
De FUDGE-test wordt gebruikt om de kans te schatten van de overleving van nieuwe woorden in alle talen. Deze criteria gelden zowel voor de Nederlandse taal, de Engelse taal, de Duitse taal en dus ook voor straattalen en groepstalen.
Wilt u oefenen met de FUDGE-test of nog verdere uitleg over de FUDGE-test? Wilt u schatten hoe groot de kans is op het overleven van een woord? Op de volgende site kan u twaalf woorden vinden waarop u zelf de overlevingskans van neologismen kan inschatten, zie de knop onderaan de pagina.
Deze pagina is geschreven op basis van de volgende bronnen:
http://www.inl.nl/images/stories/taalspelen/fudgetest/index.html
http://www.onzetaal.nl/taaladvies/advies/nieuwe-woorden
http://nl.wikipedia.org/wiki/Neologisme
Neologismen in de straattaal kunnen op verschillende manieren ontstaan. De meest voorkomenden zijn de volgende vier:
1. Afleiding
2. Samenstelling
3. Nieuwvorming
4. Ontlening
Afleiding
Bij een afleiding worden worden woorden afgeleid van andere woorden. Aan het afgeleide woorden voegt men een voor- of achtervoegsel aan toe zoals: Wiien of verbronzen.
Samenstelling
Hierdoor ontstaan nieuwe woorden door twee woorden aan elkaar vast te plakken. Bijvoorbeeld: Kredietcrisis.
Nieuwvorming
Soms worden woorden helemaal nieuwe bedacht.
Ontlening
Door het in contact komen met andere volken en culturen neemt men worden vaak onvertaald over als er in het Nederlands nog geen woord voor is. Voorbeelden zijn: Boerka en faya. Soms worden woorden letterlijk vertaald uit een andere taal zoals de woorden steekwoord (Stichwort) en luidspreker (Loudspeaker).
De meest voorkomende vorming van een nieuw woord in de straattaal is de ontlening. Men komt in contact met andere volkeren en culturen zoals de Surinaamse, Turkse of Marrokaanse cultuur. Men gebruikt woorden uit deze culturen en talen om hun eigen woorden te vormen en hun eigen individu te laten zien.
De overlevingskans
Niet alle neologismen overleven. Hoe kunnen we toch voorspellen hoe groot de overlevingskans van een nieuw woord is? De Amerikaanse linguïst Allan Metcalf heeft daar in 2002 een test voor bedacht. De zogenaamde FUDGE-test. De test is gebaseerd op de APGAR-test. Een test die gebruikt wordt om de gezondheid van pasgeboren kinderen te testen. De test bestaat uit vijf elementen. Elke hoofdletter geeft een element aan. Dit zijn de vijf elementen en de vijf criteria voor een woord om te overleven in elke taal op de wereld dus ook de straattaal en andere groepstalen in Nederland:
1. De F staat voor frequency. Hoe vaak komt het woord voor? Een goede manier om dit op te zoeken is hoeveel hits het woord krijgt op google. Hoe vaker het woord voorkomt, hoe groter de kans is dat het woord overleeft.
2. De U staat voor unobtrusiveness. Het woord moet er ‘normaal’ uitzien. Het moet niet te veel opvallen tussen andere woorden uit de taal. Hoe meer het woord lijkt op andere woorden, hoe groter de kans op overleving.
3. De D staat voor diversity of users and situations. Wordt het woord gebruikt door verschillende groepen uit de samenleving en kan het in veel situaties gebruikt worden? Hoe meer groepen het spreken en in hoe meer situaties het woord gebruikt kan worden, hoe groter de kans dat het woord in het woordenboek komt.
4. De G staat voor generation of forms and meanings. Zijn er woorden die er veel op lijken of woorden die precies dezelfde betekenis hebben? Hoe meer woorden er zijn die erop lijken of dezelfde betekenis hebben, hoe groter de overlevingskans is voor het nieuw bedachte woord.
5. De E staat voor Endurance of the concept. Blijft het woord of concept van het woord actueel? Zo ja, hoe groter de kans is dat we dit woord later terugvinden in het woordenboek.
De FUDGE-test wordt gebruikt om de kans te schatten van de overleving van nieuwe woorden in alle talen. Deze criteria gelden zowel voor de Nederlandse taal, de Engelse taal, de Duitse taal en dus ook voor straattalen en groepstalen.
Wilt u oefenen met de FUDGE-test of nog verdere uitleg over de FUDGE-test? Wilt u schatten hoe groot de kans is op het overleven van een woord? Op de volgende site kan u twaalf woorden vinden waarop u zelf de overlevingskans van neologismen kan inschatten, zie de knop onderaan de pagina.
Deze pagina is geschreven op basis van de volgende bronnen:
http://www.inl.nl/images/stories/taalspelen/fudgetest/index.html
http://www.onzetaal.nl/taaladvies/advies/nieuwe-woorden
http://nl.wikipedia.org/wiki/Neologisme